Übersetzungen für „wat“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

wat¹ [wɑt] ADV

1. wat (enigszins):

wat

etwas

het heeft wat geregend

es hat etwas geregnet

hij is wat traag

er ist etwas träge

2. wat (in hoge mate):

wat

sehr

hij is er wat blij mee

es freut ihn sehr

3. wat (verbazing):

wat

was

wat

wie

wat duur/mooi

wie teuer/schön

wat is het koud!

wie kalt es ist!

4. wat (waarom):

wat

was

wat lacht hij toch?

was lacht er bloß?

wat² [wɑt] PRON vr. Pron

wat

was

wat (niet zelfstandig)

welch

wat heet mooi?

was heißt schön?

wat nu weer

was nun wieder

wat ging hij tekeer

wie wütend er war

wat een weer

was für ein Wetter

wat een weer

welch ein Wetter

wat³ [wɑt] PRON rel Pron

wat

was

wat mij aangaat

was mich betrifft

het mooiste wat ik ken

das Schönste, was ich kenne

net, precies wat u zegt

genau wie Sie sagen

wat hij zegt is waar

was er sagt, ist wahr

met wat hij zegt ben ik het eens

mit dem, was er sagt, bin ich einverstanden

wat⁴ [wɑt] PRON unbest Pron

wat (iets)

etwas

wat ugs (iets)

was

ik kreeg er wat van [o. van] dat gezeur

ich hatte die Nase voll von dem Geschwätz

wat er ook gebeurt

was auch immer geschieht

daar vraag je me wat!

da fragst du mich was!

hij wil ook wat

er möchte auch (et)was

ik zie wat

ich seh(e) (et)was

wat⁵ [wɑt] PRON vr. Pron

1. wat (zelfstandig bijvoeglijk gebruikt):

wat

was

wat bedoel je?

was meinst du?

wat is er?

was gibts?

wat voor een type?

was für ein Typ?

wat zijn dat voor manieren?

was für Manieren sind das?

wat zou dat?

na, und?

wat een mensen!

was für eine Menge Leute!

2. wat (waarom):

wat

was

wat⁶ [wɑt] NUM

wat

etwas

wat (enkele)

ein paar

geef me wat geld/kaarten

gib mir etwas Geld/ein paar Karten

het heeft wat geregend

es hat etwas geregnet

wat meer

etwas mehr

heel wat boeken

eine Menge Bücher

dat scheelt heel wat

das macht einen großen Unterschied

Beispielsätze für wat

voor wat hoort wat

ein Dienst ist des anderen wert

heel wat …

eine Menge …

wat nu?

was nun?

wat sneu!

wie schade!

datgene wat

dasjenige, was

wat zielig!

wie traurig!

wat jammer!

wie schade!

wat meer

etwas mehr

wat ophebben

einen sitzen haben

wat je ook doet, …

ganz gleich, was du machst, …

wat die kwestie aangaat, …

was diese Angelegenheit betrifft, …

wat is je achternaam?

wie heißt du mit Nachnamen?

net wat ik dacht

(genau) wie ich es mir gedacht hatte

wat een goddeloos lawaai!

was für ein höllischer Lärm!

wat ik je smoes!

was ich dir sage!

er gebeure wat wil

geschehe, was wolle

wat er ook gebeurt

was auch immer geschieht

hij wil ook wat

er möchte auch (et)was