I . le̱gen [ˈleːgən] CZ. cz. przech.
1. legen (hinlegen):
2. legen (betten):
3. legen:
4. legen GASTR. (einlegen):
5. legen (in Form bringen):
6. legen (befestigen):
7. legen (in den Erdboden bringen):
8. legen (verlegen):
-
przekładać [f. dk. przełożyć]